Je bent een heel klein zaadje en de wind neemt je mee. Adem de lucht in en vlieg door de ruimte. Adem in door je neus en adem uit door je mond. Voel hoe je stevig inademt en hoe je krachtig uitademt. Probeer je ademhaling goed te voelen. Hoe beter je dat kunt, hoe krachtiger je door de ruimte vliegt. Je verzacht je ademhaling en nestelt als zaadje in de grond. De hele winter lang slaap je onder een deken van grond en bladeren. Dan maakt de voorjaarszon je wakker. Wat krijg je het warm onder die dikke laag van grond en bladeren! Je zoekt een uitweg. Je eerste stengel ontkiemt. Bij elke ademhaling duw je jezelf naar boven. Je stengel wordt steeds groter. Je krijgt mooie, grote bladeren en richt je naar de zon. Langzaam krijg je een grote, mooie bloem. De wind wiegt je langzaam heen en weer. Concentreer je op je ademhaling en voel de warmte van de zon. Open langzaam je ogen. Alle bloemen komen dicht bij elkaar en geven elkaar een hand. We vormen samen een mooi boeket.